Biografie van Alphonse de Lamartine De dichter van de romantische revolutie (2024)

In de royalistisch gezinde kring die na 1815 in Frankrijk de toon aangaf was Alphonse de Lamartine een geliefd dichter, die ook vanwege zijn conservatieve opvattingen vertrouwen genoot. Dertig jaar later echter speelde hij, als voorman van de linkse oppositie, een belangrijke rol in de februari revolutie van 1848. Met als uitgangspunt een biografie van De Lamartine door de Britse historicus William Fortescue, schetst Arnold Heumakers de achtergronden van zijn opmerkelijke koerswijziging. door Arnold Heumakers Zijn blijvende bekendheid als politicus dankt Alphonse de Lamartine (1790-1869) ongetwijfeld aan de revolutie van 1848. Met zijn retorisch genie, persoonlijk charisma en verheven idealen werd hij er in Frankrijk de belichaming van. Een dichter aan het hoofd van een 'romantische' revolutie. Het zou een kortstondige triomf blijken te zijn, voorafgegaan door een verbazingwekkende ontwikkeling. Want Lamartine was niet zijn leven lang een revolutionair geweest; hij werd het eigenlijk pas in 1848, op een leeftijd die de meesten genoegen doet nemen met heel wat conservatievere opvattingen. Maar daar was Lamartine zijn carrière al mee begonnen. Onder de Restauratie had hij als dichter furore gemaakt in de royalistische, katholieke salons die na 1815 weer de toon aangaven. Hij schreef een ode op de geboorte van de duc de Bordeaux, verheerlijkte in een lang gedicht de Sacre van Charles X en diende de Bourbons als diplomaat in Italië. Door de buitenwereld werd hij, afstammeling van oude noblesse de robe, volledig geïdentificeerd met het ultra-reactionaire milieu dat van de Restauratie liefst een nieuw ancien régime had gemaakt. Na de revolutie van 1830 bleef dit stempel nog geruime tijd op hem drukken, ook al was hij reeds voordien tot meer liberale inzichten geraakt. De val van de Bourbons nam hij laconiek op: Charles X en diens ministers hadden in zijn ogen zelfmoord gepleegd 'devant Dieu et les hommes'. Weliswaar legde hij zijn diplomatieke functies neer, maar van een êmigration a l'intérieur zou geen sprake zijn. Als onafhankelijk kandidaat stelde hij zich beschikbaar voor de Chambre des Députés. Op rondreis door het Heilige Land (om daar aan de bron van het christendom nieuwe inspiratie op te doen) bereikte hem — in 1833 — het nieuws van zijn verkiezing. Tegenover de Juli-Monarchie nam Lamartine van meet af aan een gereserveerde houding aan. LouisPhilippe (die hij in zijn latere Mémoires politiques zou afdoen als een 'roi des barricades') was hem persoonlijk onsympathiek, maar omdat chaos en anarchie hem nog meer tegenstonden, besloot hij het nieuwe regime voor zover mogelijk loyaal te steunen. In 1843 bleken de mogelijkheden uitgeput. Na tot driemaal toe te zijn gepasseerd voor de functie van Kamervoorzitter, waar hij de regering de schuld van gaf, koos Lamartine in dat jaar openlijk voor de — linkse — oppositie en maakte zo de weg vrij die hem in 1848 deed belanden aan de kant van de revolutie. Van deze ontwikkeling geeft de Britse historicus William Fortescue in zijn enige tijd terug verschenen 'politieke biografie' een gedetailleerde beschrijving. Zijn boek bevat een gedegen reconstructie van Lamartines politieke loopbaan en vult als zodanig een reeds te lang bestaande leemte. Heel wat minder gedegen blijkt Fortescue waar het de motieven betreft die Lamartine zijn opmerkelijke koerswijzigingen hebben ingegeven. Grenzeloze ambitie, ijdelheid, opportunisme en hypocrisie: veel meer zou er niet achter hebben gezeten. Ongetwijfeld bestaan er drommen politici die met deze eigenschappen ten voeten uit zijn getekend. Maar Lamartine hoort daar niet bij. Ik wil niet beweren dat Fortescue volkomen ongelijk heeft, wèl dat zijn gelijk maar ten dele opgaat. Want behalve politicus, met alle streken vandien, was Lamartine ook dichter. De betekenis van dat feit, juist voor zijn politiek, wordt door Fortescue niet of nauwelijks onderkend. Wat hij erover schrijft, beslaat vrijwel uitsluitend het terrein van de public relations. Voor een deel terecht, want als geen ander heeft Lamartine zijn reputatie als dichter gebruikt om zijn politieke carrière te bevorderen. Tegenover intimi kon hij daar heel openlijk over zijn, op het cynische af zelfs. „Als

mijn verzen ergens goed voor zijn, dan is 't om mij tot kamerlid te laten kiezen", moet hij in 1830 hebben opgemerkt, toen een herdruk van zijn Harmonies op de persen lag. Er zijn meer van zulke uitlatingen bekend. Maar of ze de diepste waarheid omtrent Lamartines kijk op zijn eigen dichterschap onthullen, betwijfel ik ten zeerste. Sociale missie Het is jammer dat Fortescue blijkbaar geen kennis heeft genomen van Paul Bénichou's Le sacre de l'êcrivain uit 1973. In deze studie wordt op overtuigende wijze aangetoond hoezeer het dichterschap voor de romantici méér was dan een louter literaire bezigheid; het hield voor hen ook een sociale missie in. In eigen ogen bekleedden zij een werelds apostolaat, waarbij hun poëzie als een nieuwe bijbel de boodschap vertolkte die zij als politici hoopten te verwezenlijken. Dat gold voor Victor Hugo; in nog veel sterker mate gold het voor Lamartine. Van reactionaire denkers als De Maistre en De Bonald hadden zij geleerd dat de Franse Revolutie geen toevallige ramp was geweest, maar een door God gewilde 'loutering', een noodzakelijke voorwaarde voor de spirituele regeneratie die met de terugkeer van de Bourbons zou aanvangen. De romantische dichters werden de profeten van deze regeneratie. En dat bleven ze, ook nadat de 'suïcidale' politiek van Charles X hen van de Restauratie had vervreemd. Wat wèl veranderde was hun visie op de Revolutie, die zij nu niet langer opvatten als de loutering waarna een nieuw begin kon aanvangen, maar als dat begin zelf. Deze herwaardering van — vooral — de idealen van 1789 werd na 1830 Lamartines toetssteen bij de beoordeling van de Juli-Monarchie. Hij had van zichzelf het idee dat hij aanvoelde wat in de massa's omging en meende te beschikken over een bijzondere kennis van wat de toekomst brengen zou. In een groots epos, waarvan tenslotte slechts twee — omvangrijke — fragmenten het licht zagen, Jocelyn (1836) en La Chute d'une Ange (1838), had hij zijn visie op de moderne geschiedenis willen vastleggen. "Weet je wat een groot staatsman is?" vroeg hij eens aan Ernest Legouvé. "Een groot dichter... in actie!" Er hoeft niet aan getwijfeld te worden dat Lamartine zichzelf bedoelde. Fortescue heeft dit verband tussen poëzie en politiek op geen enkele wijze recht gedaan in zijn biografie en vervalst daardoor — onbedoeld — het perspectief waarin Lamartines politieke avontuur moet worden geplaatst. Alleen zo kunnen incidentele verwijzingen naar hypocrisie of opportunisme de schijn van verklaringen krijgen. Eigendom en gezin Gelukkig laat Fortescue meestal de feiten voor zichzelf spreken. Zo ook met Lamartine's keuze voor de oppositie in 1843, die onmogelijk tot opportunisme kan worden herleid: van de spoedige ondergang van de Juli-Monarchie viel toen

immers nog niets te bevroeden. Ongeacht de directe aanleiding, kwam de breuk eerder voort uit de discrepantie tussen het beleid van de regering-Guizot en Lamartines politieke filosofie. Fortescue schetst deze filosofie als een wonderlijk amalgaam van conservatieve en vooruitstrevende elementen, van christendom en liberalisme. Lamartine geloofde heilig in het van God gegeven karakter van eigendom en gezin: naar zijn overtuiging dé bronnen van de beschaving, die met kracht door de staat moesten worden beschermd. Hij pleitte daarom voor een sterke staat, maar verdedigde als goed liberaal evenzeer de burgerlijke vrijheden, die onder het bewind van Louis-Philippe geregeld in het gedrang kwamen. Zijn leven lang was hij een fervent tegenstander van de slavernij. Ten aanzien van de 'sociale kwestie' nam hij echter een middenpositie in: tegen rechtstreekse overheidsbemoeienis, vóór een politiek van charitas en verantwoordelijkheid jegens de nooddruftigen. Lamartines identificatie met de linkse oppositie bleef dan ook steeds binnen zekere grenzen. De idealen die buiten de Kamer werden verdedigd door communisten als Cabet en socialisten als Louis Blanc zouden nooit de zijne worden, ook niet na de Februari-revolutie. Toen deze in 1848 uitbrak was Lamartine wèl in strikt politieke zin een eind naar links opgeschoven. In zijn Histoire des Girondins (1847) accepteerde hij voor het eerst openlijk de republiek als een logische consequentie van 1789. En de eventuele noodzaak van een nieuwe revolutie werd nu serieus door hem overwogen. Maar dat hij er reikhalzend naar uit heeft gezien, kan onmogelijk gezegd worden. Daarvoor was zijn afkeer van chaos en anarchie te groot gebleven. Aan de vooravond van 1848 werd zijn houding voornamelijk bepaald door een grote ambivalentie. Lamartine was geen man van kordate beslissingen, hij aarzelde lang, liet zich steeds omstandig smeken, maar ging — eenmaal meegesleept door de gebeurtenissen — vaak verder dan iemand voor mogelijk had gehouden. Dat was ook het ge-' val, tijdens de bankettencampagne die in het laatste jaar van de JuliMonarchie door de parlementaire oppositie werd georganiseerd om haar belangrijkste eis — uitbreiding van het kiesrecht — kracht bij te zetten. Uit vrees voor wanordelijkheden had Lamartine zich zo lang mogelijk op een afstand gehouden. Maar toen het banket dat hij uiteindelijk besloot bij te wonen (het zou op 22 februari plaatsvinden in het twaalfde arrondissem*nt) door de politie werd verboden, ontpopte hij zich als een der meest hardnekkige verdedigers ervan. Het banket was een 'erezaak' geworden, een soort duel tussen regering en oppositie. En daar meende Lamartine zich niet aan te mogen onttrekken. Oproer De uitkomst van het duel is bekend. Hoewel het banket op het

laatste nippertje niet doorging, brak in Parijs een oproer uit dat de regering ten val bracht. Op 24 februari zag Louis-Philippe zich gedwongen afstand te doen van de troon en nog diezelfde dag was de republiek een feit. Binnen twee maal 24 uur was de oude oppositie de nieuwe regering geworden. Een 'voorlopige' regering, met als voornaamste taak de revolutie te kanaliseren en zo spoedig mogelijk algemene verkiezingen uit te schrijven. Lamartine nam er, naast radicalen als Ledru-Rollin en Louis Blanc, zitting in. Hij werd minister van buitenlandse zaken, maar stond, als de invloedrijkste politicus van allen, in feite aan het hoofd. Marx heeft ooit opgemerkt dat de revolutionairen van 1848 niets beters konden bedenken dan de revolutie van 1789 te imiteren. Welnu, Lamartine's politiek was er vóór alles op gericht een nieuw 1793 te voorkomen. Geen Terreur, geen buitenlandse oorlog, geen sociale revolutie die de maatschappij op zijn kop zou zetten. Degenen die dat alles wèl wilden, werden door hem met gloedvolle woorden bestreden. Het waren vrijwel de enige wapens waar de Voorlopige regering midden in het nog lang niet uitgeraasde Parijs over kon beschikken. Aan Lamartine was het te danken dat de nationale driekleur niet werd vervangen door de rode vlag: een eerste — symbolische — overwinning op de radicalen. Door de afschaffing van de doodstraf in politieke zaken (vrijwel zeker op voorstel van Lamartine) werd een revolutionaire koppensnellerij als in 1793 bij voorbaat de pas afgesneden. En met zijn vreedzame buitenlandse politiek wist hij de Europese monarchieën ervan te overtuigen dat zij van het nieuwe Frankrijk geen gevaar te duchten hadden. De conservatieve meerderheid op het platteland, die de agitatie in het hoofdstad met toenemende bezorgdheid gadesloeg, beloonde zoveel gematigdheid royaal. Bij de verkiezingen van 23 en 24 april werd Lamartine in tien departementen gekozen met een totaal van 1.283.501 stemmen. Een eclatant succes, waar de 17.914 stemmen die bij de presidentsverkiezingen van 10 december op hem werden uitgebracht, schril bij afsteken. Maar onbegrijpelijk is het niet dat Lamartine zijn populariteit zo snel weer kwijt raakte. In tijden van revolutie kan nu eenmaal niemand zeker zijn van zijn zaak. Lamartine was in december 1848 even overbodig geworden als hij op 24 februari onmisbaar was geweest. In aanzien bij rechts vanwege zijn grand notable- achtergrond, populair bij links vanwege zijn jarenlange oppositie tegen de JuliMonarchie, kon hij toen en ook nog de eerste maanden daarna optreden als trait-d'union dat het republikeinse kamp samenhield. Maar naarmate de tegenstellingen zich verscherpten, verdween de reden van zijn onmisbaarheid. Tenslotte bleken woorden, hoe welluidend ook, niet meer in staat de aversies in toom te houden. De bloedige juni-dagen bezegelden Lamartine's lot. Het rode spook De afbraak van zijn populariteit was echter niet alleen aan de omstandigheden te wijten; Lamartine had ook zelf een handje geholpen. ,Toen hij begin mei er op stond dat Me radicaal Ledru-Rollin in de Commission Exécutive (opvolger ' van de Voorlopige Regering) werd opgenomen, wekte hij bij veel van zijn kiezers de indruk het rode j'spook' zelve in de regering te wililen halen. En zij keerden zich van hem af. Wat deze kiezers nooit hadden begrepen was dat Lamartine zijn retoriek over nationale eenheid ook echt meende. Hoewel behorend tot de gematigde republikeinen, had hij er altijd voor geijverd de band met de radicalen te behouden. In de 'nationale republiek' die hem voor ogen stond, was zowel voor rechts als voor | links een plaats. Aan de andere kant weigerde hij fti te gaan op de belangrijkste eisen van de radicalen: socialistische hervormingen bleven uit, ér werd geen steun verleend aan de opstandige Polen. Zo verspeelde hij ook het vertrouwen van links — definitief toen hij in juni instemde met de sluiting van de Ateliers nationaux. Toen als gevolg daarvan in Parijs een opstand uitbrak, bleken de verzoeningspogingen (die Lamartine tot op de barricaden bleef ondernemen) alle tevergeefs. De öpstand werd met bruut geweld' onderdrukt. Links kon hem nu openlijk van verraad betichten; rechts, dat triomfeerde, verweet

hem gebrek aan doortastendheid en vond weldra in Louis-Napoléon een betrouwbaarder dêfenseur de l'ordre. Hoewel Lamartine tot de coup d'état van 1851 lid bleef van de Assemblée, was zijn vooraanstaande rol in de nationale politiek uitgespeeld. Dit echec werpt over Lamartines j politieke loopbaan een tragische schaduw, die nog eens wordt aangescherpt door de grote financiële problemen waar hij onder het Second Empire mee te maken kreeg. Zelfs een gigantische literaire produktie, van minimaal dertig bladj zijden per dag, wist toen de schuldenlast niet te verminderen. Ook ials schrijver bleek Lamartine zijn vroegere greep op het publiek te

zijn kwijtgeraakt. Deceptie en bittering kenmerkten zijn l^J levensjaren. Lamartine stierf ! 1869, met achter zich de ruj ne de sociale missie die hij als die)»* tijdens de Restauratie op zich h genomen: ongetwijfeld uit eigï dunk, megalomanie misschj!' maar toch ook uit een onbaatzJ tig idealisme en een oprecht geji in de juistheid van zijn profetisol kijk op de Franse geschieden? Zelfs Fortescue ontkomt er aan, zij het pas in het hoofdstuk van zijn biografie, dat erkennen. William Fortescue: Alphonse Lamartine. A Political biograpi Uitg. Croom Helm, Londen Canberra St. Martin's Press A, York. Prijs f85,75. tif

Alphonse de Lamartine

Een versie vandit artikelverscheen ook inNRC Handelsbladvan 13 maart 1984.

Biografie van Alphonse de Lamartine De dichter van de romantische revolutie (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Errol Quitzon

Last Updated:

Views: 6088

Rating: 4.9 / 5 (59 voted)

Reviews: 82% of readers found this page helpful

Author information

Name: Errol Quitzon

Birthday: 1993-04-02

Address: 70604 Haley Lane, Port Weldonside, TN 99233-0942

Phone: +9665282866296

Job: Product Retail Agent

Hobby: Computer programming, Horseback riding, Hooping, Dance, Ice skating, Backpacking, Rafting

Introduction: My name is Errol Quitzon, I am a fair, cute, fancy, clean, attractive, sparkling, kind person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.